SUBSYSTEMEN
OVER DE DELEN VAN DE GEHELE ORGANISATIE
EN DE KEUZE WAAR TE BEGINNEN
Loop een kwartiertje rond in een willekeurige organisatie en je hoort allemaal stukjes organisatie langskomen: ‘die afdeling zit op de gang boven’, ‘het protocol zegt dat…’, ‘wil je me dat beleidsplan doorsturen?’, ‘die K-computer loopt weer vast!’, ‘ik had een fijn beoordelingsgesprek met mijn baas’. Al die stukjes zijn onderdeel van de organisatie, zowel de tastbare als minder tastbare delen.
Al die delen hangen samen en juist in die samenhang vormen ze de organisatie zoals die is. De organisatie is daarmee te zien als een systeem dat bestaat uit allerlei verschillende, samenhangende subsystemen. Elk van die delen of subsystemen vervult zijn eigen functie binnen de organisatie. Een deel van die subsystemen is vanuit de omgeving opgelegd. Zo wordt soms een kwaliteitssysteem verplicht gesteld, of vereist de moederorganisatie een bepaalde werkwijze of format. Op andere delen is er meer vrijheid.
Over veel van die subsystemen is veel kennis en expertise opgebouwd. Zo kun je boeken vol vinden over beloningssystemen, planning en control, arbeidsverdeling en leidinggevende stijl. Veel van die subsystemen worden door eigen experts ook bewust vormgegeven of ontworpen. Soms zijn de verschillende subsystemen congruent, in de zin dat ze mensen verleiden tot hetzelfde gedrag. Soms zijn subsystemen ook incongruent.
Naast dat ik als organisatieontwerper vaak niet alles mág ontwerpen, kán ik het ook niet, of in ieder geval niet tegelijkertijd. Ik moet dus bepalen welke subsystemen het meest relevant zijn, gezien de opgave waar de organisatie voor staat. Wat is hun samenhang, waar zit de (in)congruentie? Wat moet eerst en wat kan later? Dat zijn globale vragen met alleen contextuele antwoorden.